“Het platform met nieuws van en voor
kerkelijke gemeenten in de regio Alphen aan den Rijn.”

Psallite Deo! (1)

Meer uit deze categorie

Losse teksten

To access this post, you must purchase Jaarabonnement Kerken rond Rijn en Gouwe digitaal.

Alles blijft wachten

De stille godsverwachting leert je anders kijken, voelen, spreken, handelen. Want niets is...

Zoals u wellicht in dit blad gelezen hebt nam ik in het voorjaar, in het kader van de permanente educatie, deel aan een drietal cursussen die te maken hadden met zingen in de kerk. De tweede cursus had als titel ‘De G/geest van de Psalmen.’ Ongeveer het eerste dat ik er leerde was (van een medecursist) dat de Geest (hoofdletter) en de geest (kleine letter) niet uit elkaar getrokken hoeven te worden. Ik denk dat de geschiedenis van de psalmzang dat ook laat zien. 

Hoe klonken de psalmen oorspronkelijk? 

Psalmen, ze zijn niet weg te denken uit onze protestantse kerkdiensten. Het woord ‘psalm’ is overigens uit het Grieks afkomstig en betekent ‘tokkelen’ (op een snaarinstrument). In de Hebreeuwse Bijbel heten de psalmen tehilim. Wij zingen ze in de regel op Geneefse melodieën (ik leg verderop uit wat dit betekent). Maar hoe klonken ze vroeger, in – zeg maar – Bijbelse tijden? We weten het niet. Er is wel onderzoek naar gedaan, maar voor de resultaten geldt vaak:

Velerlei wijzen
In de cursus werden we meegenomen door de geschiedenis van de psalmzang. Denk vooral niet dat de psalmen zoals wij die zingen (strofisch) altijd zo geklonken hebben. We oefenden ons wat in het Gregoriaans. Luister bijvoorbeeld eens naar:

Ook de Engelse (anglicaanse) chant kwam langs. Een luistervoorbeeld vindt u hier:

We hoorden over Isaac Watts (1674-1748), die de psalmen berijmde en dat zo deed dat ze direct naar Christus verwijzen, Martin Luther (1483-1546) deed dat ook al. Denk maar eens aan ‘Een vaste burcht is onze God’, een vrije bewerking van Psalm 46. In dit artikel wil ik vooral iets vertellen over de psalmzang in Nederland. Maar laat duidelijk zijn dat de psalmen op allerlei wijzen te zingen zijn. 

Calvijn
De reformator Johannes Calvijn (1509-1564) streefde ernaar – evenals Luther – de volkstaal te gebruiken in de kerk. Nu hoor je nogal eens zeggen dat Calvijn gebruikmaakte van bestaande volksliedjes. Maar dat is niet waar. Wel is het zo dat er in 1539 een bundel met nieuwe liederen verscheen, genaamd ‘Souterliedekens’ (‘souter’ betekent psalmen). Smartlappen, cafésongs, soms met een dubieuze tekst (bijvoorbeeld: ‘Het voer een scheepken over rijn, het hadde gheladen vrouwkens’), werden voorzien van psalmteksten en zo de christengemeente in de mond gelegd. Het verschijnsel van bekende melodieën met nieuwe teksten (de zogeheten contrafacten) kennen we overigens tot op de dag van vandaag. Zo zijn bijvoorbeeld ook liederen van Huub Oosterhuis, André Troost, Sytze de Vries en Hans Mudde tot stand gekomen: een nieuwe tekst op een bestaande, bekende melodie. 

Nadat Calvijn tot de conclusie was gekomen dat berijmen zijn metier niet was, maakte hij gebruik van échte dichters en componisten. Namen als Clément Marot, Theodore de Bèze, Loys Bourgeois, Guillaume Franc en ‘Maitre Pierre’ (vermoedelijk Pierre Davantès) mogen hier met ere klinken. Honderdvijftig psalmen op honderdvierentwintig nieuwe melodieën. Overigens was het de wens van Marot, dat elke psalm een eigen melodie zou krijgen. Zover is het echter niet gekomen. Waarom we het nu nog hebben over het zogeheten Geneefse psalter is omdat Calvijn, toen predikant in Genève, componisten uitzocht die de melodieën schreven voor de psalmen.  

“Tot en met de eerste helft van de twintigste eeuw werden in ons land de psalmen op hele noten gezongen”

Voor de eredienst beperkte Calvijn zich tot het eenstemmig en zonder begeleiding zingen van de in het Frans berijmde psalmen. In onze tijd zoeken predikanten geschikte psalmcoupletten bij de schriftlezing en de preek. In Calvijns tijd niet. Toen werd gezongen volgens tabellen en wel zo, dat in een halfjaar het hele psalmboek werd gezongen. 

Datheen
Hoe ging dat in Nederland? Ik citeer dr. Jan Luth: “De vroegste gemeentezang van het Nederlandse Gereformeerde protestantisme heeft niet in de lage landen aan de zee geklonken, maar in Londen.” Apart! Door de vervolgingen hadden Nederlandstaligen vanaf 1544 daar een toevluchtsoord gevonden. Een uit Gent afkomstige maar in Londen wonende ouderling, Jan Utenhove (1516-1566), berijmde de psalmen. Die zijn helaas verloren gegaan.1 Uiteindelijk is men ook in Londen op de berijming van Petrus Datheen (circa 1531-1588) overgegaan. De eerste druk van Datheens psalmen verscheen in 1566. Tot 1773 was zijn berijming ‘toonaangevend’, hoewel de woord-toonverhouding juist niet zo goed was. Of, zoals later gezegd werd, het betrof ‘kreupelrijm’. Waarschijnlijk komt dat omdat Datheen de Franse berijming van Marot en Beza volgde. Ondanks de gebrekkige kwaliteit van Datheens berijming was ze lange tijd populair. Tot op de dag van vandaag wordt in een dertigtal gemeenten -(Oud) Gereformeerde Gemeenten (in Nederland) – nog altijd de berijming van Datheen gebruikt. De meeste gemeenten zijn te vinden in Zeeland. 

Vanaf het begin van de 17e eeuw werden de psalmen isoritmisch (dat wil zeggen op hele noten) gezongen, in plaats van ritmisch (op hele en halve noten). Fraai klonk het niet. Constantijn Huygens (1596-1687) schrijft: “Daer wert om ‘t seerste uytgekreten.” Er werd om het hardst geschreeuwd, ongelijk gezongen, en ook nog eens vals. Tot en met de eerste helft van de twintigste eeuw werden in ons land, een enkele uitzondering daargelaten, de psalmen op hele noten gezongen. In eerste instantie zonder orgelbegeleiding (orgels waren overblijfselen uit de Roomse tijd en werden ook wel bestempeld als ‘satants fluitenkast’). 

Het vervolg op dit artikel verschijnt in Kerken rond Rijn & Gouwe nr 17 (19 augustus a.s.)

Leo van Rikxoort

1 Ik heb een dominee meegemaakt die standaard gezang 8, de zgn.  ‘Bedezang voor de predikatie’, van Utenhove, opgaf. 

Recent toegevoegd

Oudere berichten